De doodlopende weg
Ik ben Lilly, ik ga jullie een verhaal vertellen.
Het is een beetje een raar en eng verhaal, maar ik kan het nog na vertellen dus het heeft (denk ik) wel een goed einde.
Ik liep op straat. Op zich niet zo bijzonder. Ik kwam bij een doodlopend weggetje. Ook niet raar of eng. Alles was niet gebeurd als ik me toen gewoon had omgedraaid en was weggelopen. Maar ja, ik ben nieuwsgierig en er was een deur met zo’n heel leuke, verleidelijke bel waar iedereen altijd aan wil bellen. Dus dat deed ik. Je hoorde zo’n luide, DOING. De deur ging open en ik kreeg een bordje te zien waar opstond: ‘KOM BINNEN.’ Super dom dat ik dat deed, maar ja, niks meer aan te doen. Ik liep naar binnen en de deur viel achter me dicht. Het was ineens echt pikkedonker. Nu was er nog maar één kant waar ik heen kon gaan. Voor hetzelfde geld was er aan de andere kant van de gang wel weer een deur en kon ik weer naar buiten. Ik liep door. Heel voorzichtig. De gang loop een beetje omhoog, maar dat merk je nauwelijks. Voelde ik daar nou iets? Nee gelukkig, ik verbeeld me maar iets. In de verte zie ik een klein lichtpuntje. Ik loop er langzaam naartoe, bang dat ik struikel over iets dat in de gang staat maar niet kan zien.
AAAAAGGH. De harde gil galmt door de lange gang. Ik tril helemaal. Een vies spinnenweb hangt aan mijn schouder. Ik dacht dat het iemand was die me vastpakte! Een paar minuten lang ben ik bezig te kijken en te voelen of er misschien een spin in mijn kleding zit. Gelukkig, niks. Ik loop weer verder. De gil die ik slaakte galmt nog steeds na in mijn oren. Plots gaat het lichtje dat ik volgde uit en nu zie ik helemaal niks meer. In het donker tastend loop ik verder door de gang. PLOF. Een doffe dreun als ik tegen de muur aanloop. Omdat ik niks zie heb ik niet door dat de gang hier naar links afbuigt. Mijn hoofd bonst een beetje. Ik loop maar weer verder. Ik ben echt niet vaak bang, maar dit vind ik wel een beetje spannend. De stilte begint te zoemen in mijn hoofd en ik zie niet meer het verschil tussen mijn ogen open of dicht. AAAAAGGH! Opnieuw gil ik. Ik voelde een hand op mijn schouder en dit keer echt! Ik draai me vliegensvlug om maar ik zie niemand. Mijn hart klopt in mijn keel, je kan toch niet zomaar een hand verzinnen? Ik weet zeker dat ik iets voelde. Ik loop verder, maar ik tril op mijn benen. Mijn oren staan op scherp, zodat ik kan reageren op elk klein geluid dat ik hoor. Terwijl ik loop heb ik het idee dat er iemand naar me kijkt. Ik kijk af en toe heel snel achter me, om te kijken of iemand me volgt. Ik zie niemand. Ik wil nu graag weg en ik begin te rennen. Ik probeer niet te huilen, maar de tranen prikken in mijn ogen. Opeens hoor ik gekraak. Het komt dichterbij! Ik blijf staan en kijk om me heen, hopend dat ik al genoeg ben gewend aan het donker dat ik de ‘kraker’ eerder zie dan hij mij. Ik blijf dertig seconden zo staan en dan stopt het weer. Een harde lach galmt door de gang. Het lijkt op de lach van Michael Jackson. Dat maakt het er niet minder eng op.
Helaas weet ik niet of ik het me verbeeld of dat het echt is. Ik probeer ze te negeren, en verder te lopen. Ik loop weer wat langzamer. Ik hoop dat dit ooit stopt!
Helaas, de gang gaat weer anders. Hij gaat naar rechts en als ik de hoek om ga zie ik ineens een raam. Super fel zonlicht schijnt in mijn ogen. Ik moet weer aan het licht wennen, voordat ik zie dat er voor mij een soort glijbaan is. Ik twijfel of ik hem wel moet nemen. Hij is vast heel lang. De gang liep namelijk de hele tijd omhoog en ik denk dat ik wel anderhalf tot twee uur gelopen heb. Maar aan de andere kant zou het kunnen dat dit de uitgang is. Ik ga er toch maar in. Weer gil ik, maar dit keer uit plezier. Een bocht naar links en een bocht naar rechts. Ik word van hot naar her geslingerd. Plots gaat de baan stijl naar beneden en word weer donker. Dit lijkt weer meer op de gangen die ik net uit ben. Ik blijf gillen, maar ze zijn van plezier weer naar angst gegaan. Spinnenwebben zwaaien in mijn gezicht, en enge geluiden versterken mijn angst. Een aantal minuten word ik nog in deze angst heen en weer geslingerd en dan is het ineens over. Ik val op een zachte mat en ik ben weer buiten. Ik sta weer in het pretpark en ik ben blij dat ik uit het spookhuis ben.